Zelfregulering Print E-mail
donderdag 23 juli 2009
Artikel Index
Eindresultaat?
Nachtmerrie

Eindresultaat?

De Stichting van de Arbeid (STAR) en vele politici waren voorstander van het regelen van de medezeggenschap van de gepensioneerden in hun pensioenfondsen door middel van zelfregulering. Dat zou ook moeten gelden voor de aanspraken van de gepensioneerden op medebestuur. Het is een feit dat in dit verband STAR en CSO (ouderenorganisaties) in 1998 en 2003 de beide medezeggenschapsconvenanten hebben afgesloten. Door deze beide convenanten is ongetwijfeld in een aantal pensioenfondsen de medezeggenschapspositie van de gepensioneerden versterkt, hetzij door het ontstaan van deelnemersraden, hetzij door vertegenwoordiging in het bestuur. De periode van convenanten vormt hierdoor tevens een positieve fase in de ontwikkeling van de medezeggenschap. De vraag is evenwel of de uitkomsten van deze fase van zelfregulering automatisch als eindresultaat beschouwd moeten worden. Bij de in 2005 gehouden tussenevaluatie is gebleken dat de beoogde zelfregulering onvoldoende resultaat had opgeleverd. Daarna is het tweede convenant op verzoek van de convenantspartijen in de Pensioenwet opgenomen. Als gevolg hiervan is de wetgever verantwoordelijk geworden voor de regeling van de medezeggenschap van de gepensioneerden. Het is daarom wenselijk dat de wetgever een eigen onafhankelijke afweging maakt voor de op dit gebied vereiste wetgeving. Dit geldt speciaal omdat de eindevaluatie van het tweede medezeggenschapsconvenant heeft uitgewezen dat van alle gepensioneerden van ondernemings- en bedrijfstakpensioenfondsen tezamen 70% niet is vertegenwoordigd in de besturen van hun fondsen. Bij deze afweging door de wetgever behoren onder meer de volgende aspecten meegewogen te worden:

  • De rechten op medebestuur van de werknemers en de werkgevers zijn ook niet door zelfregulering ontstaan. Deze rechten zijn door de wetgever op grond van een eigen afweging voor de werknemers en de werkgevers in de pensioenwetgeving verankerd. Het is dus logisch dat de wetgever uiteindelijk eveneens voor de derde groep, de gepensioneerden, zelf een soortgelijke afweging maakt.
  • Bij de toekenning van het recht op medebestuur gaat het om een belangrijk democratisch recht waarbij in principe alle groepen pensioenverzekerden gelijk behandeld moeten worden. Dat betekent dat de gepensioneerden dezelfde rechten op vertegenwoordiging in de besturen toekomt als de werknemers (gelijkheid voor de wet). Hierbij moet er tevens voor gezorgd worden dat er geen rechtsongelijkheid tussen de verschillende pensioenfondsen blijft bestaan.

Bij die wetgeving is het uiteraard wenselijk te streven naar een zo groot mogelijk draagvlak. Daarom zou het een goede zaak zijn wanneer de sociale partners, die binnen de fondsen meer invloed moeten gaan delen met de gepensioneerden, uiteindelijk het wettelijk recht op medebestuur voor de gepensioneerden aanvaarden. Mocht dit evenwel niet of slechts in beperkte mate het geval zijn, dan mag dat echter geen invloed hebben op de wetgeving voor medezeggenschap van de gepensioneerden. Het is natuurlijk ondenkbaar dat de ene groep staatsburgers zou kunnen verhinderen dat de andere groep staatsburgers gelijke rechten krijgt!



   

© http://nypels.nl, powered by Mambo, Designed by Carel Nypels and SiteGround