Politieke partijen Print E-mail
woensdag 10 juli 2013
Artikel Index
Overzicht
Beoordeling

Beoordeling 

Van het eerste initiatiefwetsvoorstel van D66 zijn in 1989 door een meerderheid van de Tweede Kamer, bestaande uit de fracties van CDA en PvdA, de onderdelen die betrekking hebben op de toekenning van het medebestuursrecht aan de gepensioneerden, verworpen. Dit geschiedde voornamelijk op grond van een negatief advies van de SER. In het hoofdstuk "Sociale partners" is de strekking van het advies vermeld met toevoeging van een beoordeling. Daaruit blijkt dat er veel op de tegenargumenten van de SER valt af te dingen.

Het voornemen van VVD-staatssecretaris voor Sociale Zaken F. de Grave om aan gepensioneerden en zogenaamde "slapers" toch een wettelijk recht op vertegenwoordiging in de fondsbesturen toe te kennen, is niet ten uitvoer gebracht omdat in 1998 tussen STAR en CSO het eerste medezeggenschapsconvenant werd afgesloten.

Gedurende de looptijd van de twee medezeggenschapsconvenanten (juni 1998 - december 2007) waren de opeenvolgende kabinetten uitsluitend bereid tot beperkte aanvullende wetgeving over de positie van gepensioneerden voor zover dat nodig was om de convenanten mogelijk te maken en (later in 2006) om de uitvoering te verzekeren. Deze opvatting werd gesteund door een meerderheid van de Tweede Kamer bestaande uit de fracties van CDA, PvdA en VVD. Structurele wetgeving gericht op een algemeen geldend recht voor alle gepensioneerden op medebestuur werd als een ongewenste inbreuk op zelfregulering via convenanten beschouwd. Dat sloot in die periode afhandeling van het tweede D66-initiatiefvoorstel uit. Maar het hield met name ook in dat het SP-amendement op de Pensioenwet over medebestuur van de gepensioneerden, in 2006 door de Tweede Kamer werd verworpen. (Dit herhaalde zich in 2007 bij een soortgelijk SP-amendement op een wijzigingsvoorstel van de Pensioenwet.) 

Nadat de medezeggenschapsconvenanten eind 2007 waren afgelopen was het moment aangebroken dat de wetgever zich ten principale moest gaan bezinnen over de vrij willekeurige wetgeving die door de convenanten op het gebied van de medezeggenschap in pensioenland was ontstaan. Hiervoor gold speciaal ook het argument dat de VVD-fractie in december 2007 in de Tweede Kamer gaf bij de indiening van een amendement dat verder ging dan het tweede convenant. De VVD-fractie merkte toen op dat door de opname van het convenant in de Pensioenwet "de wetgever zich ermee is gaan bemoeien" waardoor met name de Tweede Kamer en het Kabinet verantwoordelijk zijn geworden. Op grond van die argumentatie was het nodig de Pensioenwet te toetsen aan het beginsel van rechtsgelijkheid. In dat kader was structurele wetgeving vereist gericht op een recht op medebestuur voor alle gepensioneerden in hun pensioenfondsen. Hierin werd binnen de bestaande fondsstructuren voorzien door de initiatiefwet Koser Kaya / Blok, die op 1 juli 2013 in werking trad. De parlementaire behandeling hiervan heeft evenwel ernstige vertragingen opgelopen. Na het langdurige gevecht hiervoor is de inwerkingtreding echter ten principale een essentiële stap vooruit! Momenteel is de inhoud van de initiatiefwet ook grotendeels verwerkt in de wet voor de algehele herziening van de bestuursstructuur van pensioenfondsen (Wet versterking bestuur pensioenfondsen). Van deze wet zullen de bepalingen ten aanzien van de fondsorganen in werking treden op 1 juli 2014 (zie hoofdstuk Initiatiefwetsvoorstel). Ergerniswekkend is evenwel dat naar "goed Hollands gebruik" in deze wet toch weer op de rechten van de gepensioneerden wordt beknibbeld.                                                                                             




   

© http://nypels.nl, powered by Mambo, Designed by Carel Nypels and SiteGround