Ouderenorganisaties Print E-mail
dinsdag 23 juli 2013
Artikel Index
CSO
PUSH en KNVG
Stichting Pensioenbehoud

Stichting Pensioenbehoud

De Stichting Pensioenbehoud (SPB) heeft aan Dr. H. van Meerten (advocaat en docent EU Pensioenrecht) de vraag voorgelegd of de maximering van het aantal zetels voor de gepensioneerden in het bestuur volgens de wet voor de hervorming van de bestuursstructuur van pensioenfondsen (zie hoofdstuk Pensioenwet, pagina Structuurwijziging), mogelijk op gespannen voet staat met het Europese recht. In zijn verkenning “Toetsing van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen aan EU-recht” (14 juni 2013) komt hij tot de conclusie dat hij mogelijkheden ziet om overtuigend aan te tonen dat dit inderdaad het geval is. Enkele punten uit zijn verkenning luiden:

  • De gepensioneerden dragen bij de huidige voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregelingen nu al gezamenlijk met de werknemers risico´s ten aanzien van de houdbaarheid van hun pensioenaanspraken en pensioenrechten. Deze risico´s zullen (onder andere door de verwachte overgang in het kader van het Pensioenakkoord naar het “nieuwe” contract) toenemen. De waarde van het uitgesteld loon van de gepensioneerden wordt in belangrijke mate bepaald door beslissingen van het bestuur omtrent premies, indexatie, korten en beleggingsbeleid. In die zin zijn de gepensioneerden risicodrager net als werknemers en werkgevers. In de discussie over de governance wordt algemeen het uitgangspunt gehanteerd dat dragers van het risico ook zeggenschap zouden moeten hebben. Nu het risico voor de gepensioneerden door de vergrijzing steeds groter wordt ligt het ook voor de hand hen meer zeggenschap te geven.
  • Door het maximeren in het bestuur volgens de Wet versterking bestuur pensioenfondsen (WVBF) is de invloed van de gepensioneerden minder “groot” in vergelijking met de invloed van de werkgevers en werknemers. Dit geldt zowel bij de keuze voor het paritair model bij bedrijfstakpensioenfondsen als bij ondernemingspensioenfondsen. De mate van zeggenschap van het bestuur over de “goede” en “slechte” risico´s wordt voor een “vergrijsd” fonds des te belangrijker. Het druist mogelijk in tegen een zorgvuldige belangafweging als de ene groep meer vertegenwoordigd is en meer zeggenschap heeft over een belang dat hem minder zou raken.
  • Wij menen met de Raad van State dat wanneer het risico van de uitvoering van de pensioenregeling bij de deelnemers en gepensioneerden komt te liggen, dit in beginsel tot het uitgangspunt kan leiden dat sociale partners (als zodanig) niet langer deel uit maken van het bestuur van het pensioenfonds.
  • Wat betreft de WVBP zien wij waarschijnlijke strijdigheid met het EU-beginsel van non-discriminatie en met richtlijn 2000/78/EG die gelijkheid in arbeid en beroep op diverse discriminatiegronden voorschrijft.

Bij de schriftelijke behandeling van de WVBP in de Eerste Kamer bleek dat het kabinet vond dat de samenstelling van de fondsbesturen niet onder de materiële werkingssfeer van genoemde EU-richtlijn valt. Van Meerten heeft echter op 29 juni 2013 de SPB laten weten dat deze richtlijn wel van toepassing is onder meer omdat de richtlijn tot algemeen beginsel van gemeenschapsrecht is verklaard.

De SPB heeft tevens een gelijksoortig advies gevraagd aan prof. mr. E. Myjer, oud-rechter van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Deze hield het voor mogelijk dat de maximering uit de WVBP strijdig zou kunnen zijn met een arrest over discriminatie gebaseerd op protocol 12 van het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens.

De Stichting Pensioenbehoud staat in verband met de beide ontvangen adviezen op het standpunt dat door middel van een nieuwe aanvullende wet (novelle) de bepalingen voor de maximering van het aantal vertegenwoordigers van gepensioneerden uit de Wet versterking bestuur pensioenfondsen behoren te vervallen. (Brieven aan de fractiewoordvoerders in de Eerste Kamer; 14 juni 2013.)



   

© http://nypels.nl, powered by Mambo, Designed by Carel Nypels and SiteGround