Wetenschapswereld Print E-mail
zaterdag 5 juni 2010

Steun

Een groeiende groep van hoogleraren, oud-hoogleraren en andere deskundigen uit de wetenschapswereld heeft zich evenals de Raad van State openlijk uitgesproken voor het recht van gepensioneerden op vertegenwoordiging in de besturen van hun pensioenfondsen. Hiertoe behoren onder meer: prof. mr. Th.L.J. Bod, prof. dr. A.W.A. Boot, prof. dr. G.P.A. Braam, prof. dr. J. Frijns, R.M.A. Jansweijer, prof. dr. J.B. Kuné, prof. dr. P.M.C. de Lange, prof. dr. E. Lutjens, prof. dr. B.M.S. van Praag, Dr. B. de Vries en prof. mr. dr. J. Winter alsmede de instituten Nyfer en Netspar (prof. dr. L. Bovenberg, prof. mr. dr. R.H. Maatman, N. Kortleve en A.M.H. Slager):

Bod

 

Bod meent dat wanneer vertegenwoordigers van ouderen of gepensioneerden mede zitting hebben in het bestuur van een pensioenfonds, dit een autonome en evenwichtige taakvervulling ten goede zal komen. Het lijkt hem niet alleen wenselijk dat in het fondsbestuur ook vertegenwoordigers van deze belanghebbenden zitting hebben, maar gezien de kwalificatie van het recht op pensioen, ook onafwendbaar. (De autonomie van de pensioenregeling en van de uitvoering daarvan door het pensioenfonds, Onverdeeld vermogen, 1996.)

 

De Lange

 

De Lange vraagt zich af of in de bestuursstructuur van een pensioenstichting, zelfs als er een deelnemersraad bestaat, de deelnemer en zeker de gepensioneerde deelnemer zich voldoende betrokken kan voelen bij het fonds. Hij concludeert dat vanuit de invalshoek van invloed, inspraak en medezeggenschap van de (gepensioneerde) deelnemers deze materie nog niet erg dwingend geregeld is. De Lange heeft in dit verband de suggestie gedaan om de pensioenfondsen een meer passende rechtsvorm te geven, namelijk die van een onderlinge waarborgmaatschappij. Dat zal naar zijn mening de medezeggenschapsdiscussie voor een belangrijk deel oplossen. De actieve en gepensioneerde deelnemers krijgen dan als leden van zo’n coöperatieve vereniging dezelfde rechten. (Oratie: Subjectief Pensioenrecht, 1999.) Later heeft hij zijn pleidooi voor een onderlinge waarborgmaatschappij herhaald en voegde daar onder meer aan toe: "Ook is het eigenlijk niet zo zeer voor de hand liggend dat de werkgever in de uitvoering van de pensioenregeling, zij het indirect, zijn traditionele bestuurdersrol blijft vervullen. Het gaat immers om het beheer van beloningselementen, die alleen nog kunnen toekomen aan de (ex-)deelnemers. De bedoeling van de wet is toch onder andere juist om de uitvoering buiten het invloedsgebied van de werkgever te plaatsen. (Afscheidsrede: Wat is oud? Sfeerovergangen in het pensioenrecht, 2009). 

 

Jansweijer

 

Jansweijer, stafmedewerker Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, wijst er op dat de belangen van de gepensioneerden op een aantal punten niet overeen komen met die van werkgevers en werknemers. Daarom zou het beter zijn als de belangen van gepensioneerden meer expliciet vertegenwoordigd zouden zijn in de besturen van pensioenfondsen. (Teveel feest bij pensioenfondsen, Staatcourant nr. 163, 27 augustus 2002.)

 

Nyfer

Het economisch onderzoeksinstituut Nyfer bepleit het aanbrengen van een veel duidelijker scheiding tussen het beheer van de pensioenfondsen door de besturen en het vaststellen van pensioenbeleid door de sociale partners in het arbeidsvoorwaardenoverleg. Als gevolg hiervan zouden niet alleen werknemers maar ook gepensioneerden en oud-werknemers (zogenaamde “slapers”) zitting moeten krijgen in de pensioenfondsbesturen. Werkgevers zouden daarentegen niet langer vertegenwoordigd moeten worden. (Ramen en deuren open; een frisse wind door het pensioengebouw, 2002.)

Braam

Braam stelt over de bestuursdeelname van vertegenwoordigers van de gepensioneerden: “De vakbonden vertegenwoordigen lang niet alle gepensioneerden (slechts een klein deel van de ouderen is lid) en de bonden van ouderen (bij elkaar meer dan een half miljoen leden) zijn niet in de besturen van pensioenfondsen vertegenwoordigd.” (Pensioenfondsen negeren arme ouderen, Trouw, 14 januari 2003.)

Lutjens

Lutjens constateert dat er vanuit de sociale partners veel verzet is tegen een wettelijke regeling voor medezeggenschap van gepensioneerden binnen pensioenfondsbesturen. Dat vindt hij een achterhoedegevecht. Hij wijst met name op het belang van bestuursdeelname voor de gepensioneerden omdat het pensioen uiteindelijk voor hen een belangrijke inkomensbron is. Naar de opvatting van Lutjens raakt een dergelijke wettelijke regeling ook niet de kern van de tweede pijler, want de belangrijkste pensioenafspraken worden aan de c.a.o.-tafel gemaakt. (Jaarverslag 2003 Vereniging van Bedrijfspensioenfondsen.)

Boot

Volgens Boot moeten de Nederlandse pensioenfondsen een voorbeeld nemen aan een fonds als TIAA-CREF, een van de grootste pensioenfondsen van de Verenigde Staten. Werknemers en gepensioneerden kiezen daar zonder problemen via een poststemming hun vertegenwoordigers in het bestuur. (Pensioen bestuur & Management, nummer 1 2004.)

De Vries

Naar de mening van oud-minister van Sociale Zaken en oud-bestuursvoorzitter van ABP, De Vries, zijn veel pensioenregelingen de afgelopen jaren principieel van karakter veranderd. Werkgevers zijn erin geslaagd om hun risico’s flink te beperken. Zijns inziens gaat de trend nadrukkelijk in de richting dat alle risico’s door de werknemers en de gepensioneerden worden gedragen. Hij is er voorstander van dat in de wet wordt vastgelegd dat het vermogen van de pensioenfondsen toebehoort aan de deelnemers (waaronder hij de werkenden en gepensioneerden verstaat) en uitsluitend in hun belang mag worden beheerd. De Vries verbindt daaraan de onvermijdelijke conclusie dat de werkgevers uit de fondsbesturen moeten verdwijnen. Deze besturen zouden moeten bestaan voor de helft uit vertegenwoordigers van de werkenden en voor de andere helft uit vertegenwoordigers van de gepensioneerden en "slapers". (Overmoed en Onbehagen: het hervormingskabinet-Balkenende II, 2005).

Frijns

Als collectieve beschikbarepremieregelingen de norm worden, zal volgens Frijns de rol van de werkgever drastisch veranderen. Werkgevers trekken zich terug als sponsors van pensioenfondsen. Dit is een omwenteling in pensioenland die abrupter en ingrijpender is dan men zich nu realiseert. Het huidige pensioenmodel waarbij de risico’s bij de sociale partners liggen en het pensioenfonds de uitvoerder is, gaat volgens hem op de helling. In de plaats daarvan wordt het pensioenfonds een financiële instelling op coöperatieve basis met de deelnemers (inclusief de gepensioneerden) als eigenaar. (VB Contact, winter 2005.)

Van Praag

Van Praag wijst er op dat de gepensioneerden bij veruit de meeste fondsen niet op eigen titel zijn vertegenwoordigd in het bestuur, waar de beslissingen vallen; de werkgevers en werknemers wel. Deze asymmetrie is niet meer van deze tijd. Het kapitaal in het fonds bestaat deels uit opgespaarde gelden van nog werkenden en voor een deel uit spaargelden van gepensioneerden en “slapers”. Alle reden dus om de gepensioneerden op eigen titel een plaats binnen de besturen te geven. (Notitie voor de hoorzitting Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer, 30 maart 2006.)

Netspar (I)

In hun gezamenlijk rapport wijzen ook Bovenberg en Maatman er op dat sinds enkele jaren sprake is van een gewijzigde risicoverdeling binnen het pensioenfonds. Door de overgang van een eindloonstelsel naar een middelloonstelsel met voorwaardelijke indexering komen de risico’s in toenemende mate ten laste van de aanspraken van begunstigden. Zij nemen die over van de premiebetalers (de werkgever(s) en de deelnemers) die voorheen de risico’s droegen ten laste van de arbeidsvoorwaardenruimte. Ons systeem verliest hierdoor geleidelijk haar defined-benefit karakter met gegarandeerde aanspraken en krijgt steeds meer de karakteristieken van een collectief defined contribution stelsel, waarin de aanspraken van de begunstigden afhankelijk zijn van de financiële markten. Het collectief van het pensioenfonds (deelnemers, slapers en gepensioneerden) is de risicodrager geworden. Aan hen komt het economische eigendom toe van het pensioenvermogen. Volgens Bovenberg en Maatman moet de zeggenschap binnen het pensioenfonds steeds meer komen te liggen bij degenen die het risico dragen. Idealiter vormt die zeggenschap een weerspiegeling van de risicoverdeling in het pensioencontract. (Een 10 voor governance, Netspar Economische Adviezen, 2007.)

Kuné

Wanneer pensioen wordt aangemerkt als een onderdeel van de totale beloning van de productiefactor arbeid, volgt daaruit volgens Kuné dat de beschikkingsmacht, c.q. zeggenschap over het pensioenvermogen ligt bij de collectiviteit van deelnemers, te weten actieven, gepensioneerden en “slapers”. Deze collectiviteit dient in ieder geval ook het bestuur van het pensioenfonds te vormen. Maar Kuné geeft aan dat de introductie van nieuwe verslagleggingsregels pensioensystemen heeft bevorderd waarin de werkgevers geen bijzondere financiële verantwoordelijkheid meer dragen. Hij vraagt zich daarom af of de werkgevers nog wel langer deel moeten blijven uitmaken van de fondsbesturen. Voor zover zij toch nog kunnen worden aangesproken is er naar zijn mening wel iets voor te zeggen om hen een zekere zeggenschap te laten behouden. (Pensioenmagazine, december 2008.)

Winter

Naar de mening van Winter (De Brauw, Blackstone, Westbroek NV) worden de gepensioneerden ten onrechte niet als vol aangezien. Winter beschouwt niet alleen de werkgevers en de werknemers in een pensioenfonds als “principaal” maar met name ook de gepensioneerden. Als zodanig dienen zij volwaardig deel te nemen in de fondsbesturen. Wel is het denkbaar dat de besturen in de toekomst worden gevormd door professionals. Daar zitten dan de werkgevers en werknemers ook niet meer in. In dat geval zouden deze professionele besturen verantwoording moeten afleggen aan de principalen, waaronder dus de pensioengerechtigden. Maar in de huidige opzet is het volgens zijn opvatting niet langer houdbaar de gepensioneerden buiten het bestuur van de pensioenfondsen te houden. (De governance van pensioenfondsen, voordracht voor de koepel van ondernemingspensioenfondsen, OPF; 12 november 2009.)

Netspar (II)

In hun gezamenlijke rapport beschouwen Kortleve en Slager de positie van de werknemers en gepensioneerden vanuit het perspectief van pensioenconsumenten. Zij stellen voor dat in de periode 2010 en 2011 de werknemers en gepensioneerden in het algemeen, als consumenten met een volwaardige zeggenschap, in de fondsbesturen worden opgenomen. Naar hun mening zal het pensioenfonds daardoor beter gaan luisteren naar de consumentenbelangen en zijn consumenten meer gecommitteerd aan het beleid van de fondsen. Het rapport bevat de volgende passage: "Met een steeds grotere electorale macht verwachten wij dat gepensioneerden wel in het bestuur zullen komen. Vanuit hun perspectief als consument is dat ook wenselijk: het bestuur bepaalt immers over hun pensioenvermogen, een belangrijk onderdeel van hun totale vermogen. De deelnemer draagt het risico, dus is het logisch dat die net als aandeelhouders bij bedrijven mee mag beslissen over zijn vermogen. Dit is overigens zeer tegen de zin van vakbondsbestuurders, die de toon zetten met te waarschuwen voor een kakofonie van deelbelangen." In de periode 2011 - 2015 zouden volgens het rapport de consumenten het recht moeten krijgen hun bestuurders rechtstreeks te kiezen, te herbenoemen en te ontslaan. (Consumenten aan het roer, Netspar Economische Adviezen, 2010.)

 

 

 

   

© http://nypels.nl, powered by Mambo, Designed by Carel Nypels and SiteGround