Conclusies |
woensdag 10 juli 2013 | ||||
Pagina 1 van 2 Gevolgde procedure
Het initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamerleden Koser Kaya (D66) en Blok (VVD) over de medezeggenschap van gepensioneerden in pensioenfondsbesturen is op 18 juli 2008 bij de Tweede Kamer ingediend. Door verschillende oorzaken is de parlementaire behandeling ernstig vertraagd:
Als gevolg van deze vertragingen is de initiatiefwet uiteindelijk op 1 juli 2013, dus pas na 5 jaar, in werking getreden. Dat is een ernstige zaak omdat de aangegeven vertragingen voor een deel onnodig zijn geweest. Zo was het wachten op de evaluatie van het tweede medezeggenschapsconvenant weinig zinvol. Immers het initiatiefvoorstel had speciaal tot doel om de gepensioneerden van de bedrijfstakpensioenfondsen een recht op vertegenwoordiging in hun fondsbesturen te geven. Maar daarover bevatte het convenant geen afspraken, zodat daarover ook niets te evalueren viel. Het was zonder evaluatie reeds bekend dat de gepensioneerden vrijwel niet in de besturen van deze fondsen vertegenwoordigd waren. Het inlassen van een pauze in de Kamerbehandeling om een Breed Overleg te houden, was een zinloze expeditie. Wie de standpunten van de organisaties van werkgevers, werknemers en ouderen goed kende, had kunnen voorspellen dat het overleg over een breedgedragen wetsvoorstel voor de medezeggenschap van gepensioneerden tot mislukken was gedoemd. Hierover bestond geen breedgedragen standpunt en het tijdperk van compromissen hierover was naar de opvatting van de initiatiefnemers voorbij. Wachten op rapporten van de commissies Frijns en Goudswaard was eveneens weinig zinvol. In het initiatiefvoorstel ging het om de totstandbrenging van een beperkt noodwetje om gepensioneerden in de fondsbesturen op te nemen. Dat is redelijk en wenselijk zowel in goede als in slechte economische omstandigheden. Dat was dus niet afhankelijk van de uitkomsten van de rapporten van de beide commissies. Ook de Eerste Kamer gaat niet vrij uit. De afhandeling is daar in de slotfase zonder noodzaak vertraagd. Het over twee verkiezingen heen tillen van de afhandeling was politiek gezien onvermijdelijk om het risico van zware beschadiging van het wetsvoorstel door amendering weg te nemen. Maar het blijft een ernstige vertraging. Deze lange behandelingsduur is des te erger omdat er haast was met het de toekenning van het recht op bestuursparticipatie voor de gepensioneerden. Door de pensioencrisis was dit uiterst urgent geworden. Bij vrijwel alle pensioenfondsen moesten ingrijpende herstelplannen opgesteld worden waarbij langdurige bevriezing van de opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane pensioenuitkeringen en zelfs afstempeling van pensioenaanspraken aan de orde waren. De gepensioneerden liepen daarbij evenals de werknemers grote risico’s. Vertegenwoordiging in de fondsbesturen was dus ook voor hen essentieel. De in de Eerste Kamer in januari 2012 gemaakte afspraak tussen het vorige kabinet, de initiatiefnemers en de fractiewoordvoerders over de inwerkingtreding van de initiatiefwet was een harde, politiek bindende afspraak. Volgens die afspraak zou, zoals hierboven aangegeven, de initiatiefwet op 1 januari 2013 inwerking treden wanneer zou blijken dat het structuurvoorstel op die datum nog niet was afgehandeld. Deze afspraak garandeerde dat de gepensioneerden hetzij via een structurele wetgeving van het kabinet, hetzij via de initiatiefwet, uiterlijk op 1 januari 2013 het wettelijk recht op bestuursdeelname zouden verkrijgen. Deze garantie had extra betekenis in het licht van de langdurige voorgeschiedenis van het initiatiefvoorstel en de vele vertragingen in de afhandeling door de beide Kamers van de Staten-Generaal. De door het huidige kabinet aangekondigde verschuiving van de ingangsdatum van de initiatiefwet met een half jaar naar 1 juli 2013 riep daarom ernstige bezwaren op. Het niet nakomen van de toezegging van het voorgaande kabinet door het huidige kabinet tast het vertrouwen van de gepensioneerden in de overheid en meer in het algemeen in de politiek ernstig aan. Deze verschuiving van de ingangsdatum van de initiatiefwet mag beschouwd worden als strijdig met de beginselen van goed bestuur. Maar er bestaat nog een ernstig bezwaar tegen de gevolgde procedure: Zowel het vorige kabinet als het nieuwe kabinet hebben bij het wetsvoorstel Versterking bestuur pensioenfondsen voorstellen gedaan die bij uiterst belangrijke onderdelen negatief afweken van de pas daarvoor door de Staten-Generaal aanvaarde initiatiefwet Koser Kaya / Blok. Dat is in onze democratie ten principale onjuist! Ernstig is dat zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer dit bij twee belangrijke punten hebben geaccepteerd. Daardoor verandert de wetgever binnen een kort tijdsverloop de normen voor wetgeving. Ongelijke behandeling wordt kennelijk weer aanvaard. Kortom: Een procedure de democratie onwaardig. Het was sollen met een bevolkingsgroep. |