Initiatiefwetsvoorstel Print E-mail
maandag 12 augustus 2013
Artikel Index
Voorgeschiedenis
Oorspronkelijke inhoud
Behandeling Tweede Kamer
Behandeling Eerste Kamer
Inhoud initiatiefwet
Integratie in structuurvoorstel
Inhoud na integratie
Beoordeling

Behandeling Tweede Kamer

Bij de mondelinge behandeling van het initiatiefwetsvoorstel in september 2009 in de Tweede Kamer wezen de meeste fracties er op dat  niet alleen de gepensioneerden in de besturen van vele pensioenfondsen ondervertegenwoordigd zijn, maar ook  andere groepen zoals jongeren en vrouwen. Het CDA-Kamerlid Omtzigt diende toen namens de drie regeringspartijen een motie in waarin gevraagd werd om een nader overleg hierover tussen de sociale partners en vertegenwoordigers van ouderen. Doel van het overleg zou moeten zijn het formuleren van een breed gedragen voorstel voor de verankering van de medezeggenschap van alle betrokkenen en voor een vergroting van de diversiteit (met name jong/oud en man/vrouw) van de leden van fondsbesturen, deelnemersraden en verantwoordingsorganen. Tussen alle deelnemende organisaties van dit zgn. Brede Overleg is overeenstemming bereikt over de wenselijkheid van een grotere diversiteit in de samenstelling van pensioenfondsorganen, met name door opname van meer jongeren, vrouwen en allochtonen. Tevens werd de bereidheid uit gesproken om hiertoe een convenant af te sluiten. Verschil van inzicht bestond evenwel over de rol van de wetgever hierbij. De ouderenorganisaties Unie KBO, PCOB, NVOG, PUSH en NOOM, maar ook de jongerenvakbond AVV, ondersteunen het wetsvoorstel Koser Kaya / Blok. Zij menen voorts dat het streven naar meer diversiteit een wettelijke grondslag moet krijgen omdat deze diversiteit volgens hen een wezenlijk aspect is van de representativiteit van de fondsbesturen. De werkgevers- en werknemersorganisaties van de Stichting van de Arbeid met een aantal hierbij aangesloten organisaties van jongeren, vrouwen en allochtonen, alsmede de vrouwenorganisatie Passage, vinden daarentegen een recht op rechtstreekse vertegenwoordiging van gepensioneerden in de besturen van bedrijfstakpensioenfondsen volgens het wetsvoorstel Koser Kaya / Blok bezwaarlijk. Dezelfde organisaties vinden het evenmin nodig om het streven naar meer diversiteit in de samenstelling van de fondsorganen een wettelijke grondslag te geven. Het overleg heeft dus niet geleid tot een breed gedragen voorstel voor een wettelijke regeling. (Uitkomsten breed overleg medezeggenschap en diversiteit bij pensioenfondsen, 26 november 2009.) Voortgaand overleg op initiatief van de Stichting van de Arbeid heeft echter wel later, in december 2010, geleid tot het afsluiten van een Convenant Bevordering Diversiteit Pensioenfondsen.   

Speciaal naar aanleiding van de pleidooien van de fracties van CDA, PvdA, GroenLinks en D66 in de Tweede Kamer en  de unanieme opvatting binnen het Breed Overleg over de wenselijkheid van een grotere diversiteit in de fondsbesturen, hebben de indieners eind november 2009 alsnog een nota van wijziging ingediend. Hierdoor heeft het initiatiefwetsvoorstel een ruimere strekking gekregen. Toegevoegd zijn de volgende bepalingen:

  • In de besturen van bedrijfstak- en ondernemingspensioenfondsen dienen de belanghebbenden op een evenwichtige wijze  vertegenwoordigd te zijn. Deze evenwichtige vertegenwoordiging van de belanghebbenden houdt onder meer in dat bij het streven naar meer diversiteit in de samenstelling van de fondsorganen de besturen betrokken moeten worden. Hierdoor krijgt het streven naar meer diversiteit, bij voorbeeld ten aanzien van vrouwen en jongeren, voor de fondsbesturen een wettelijke grondslag. Gezien het kleine aantal bestuursleden van de meeste fondsen zal dit streven echter vooral gestalte kunnen krijgen in de totaliteit van de fondsorganen tezamen. Het is de bedoeling dat dit wordt uitgewerkt in een convenant tussen de belanghebbende maatschappelijke organisaties. 
  • Bedrijfstak- en ondernemingspensioenfondsen worden verplicht om op verzoek van werknemers of een vereniging van werknemers mee te werken aan de verstrekking van informatie aan de werknemers van het fonds over het voornemen tot oprichting of over het bestaan van een vereniging van werknemers. Deze bepaling beoogt de diversiteit binnen de fondsorganen te bevorderen.

Tijdens de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel in de Tweede Kamer zijn de volgende amendementen ingediend. Een van de SP-fractie (september 2009). Wanneer de gepensioneerden zich uitspreken voor vertegenwoordiging in het fondsbestuur zal de zetelverdeling in dat bestuur volgens het amendement worden: 1/3 voor de werknemers, 1/3 voor de werkgevers en 1/3 voor de gepensioneerden. Het amendement werd verworpen. Alleen de eigen fractie stemde er voor.

In april 2010 hebben de fracties van CDA, PvdA en ChristenUnie vlak voor de voortzetting van de mondelinge Kamerbehandeling een amendement ingediend, dat in mei van dat jaar weer is gewijzigd. Het gewijzigde amendement wilde belangrijke beperkingen aanbrengen in het wetsvoorstel. De belangrijkste zijn:

  • De met een nota van wijziging aan het wetsvoorstel toegevoegde wettelijke grondslag voor meer diversiteit in de samenstelling van de fondsbesturen, vervalt weer.
  • Het afdwingbare wettelijke recht voor gepensioneerden op evenredige vertegenwoordiging in de besturen van bedrijfstakpensioenfondsen zal worden teruggebracht tot een afdwingbaar recht voor hen op één bestuurszetel. 
  • De gelijktrekking van de pariteitsbepalingen voor de besturen van bedrijfstakpensioenfondsen met de geldende pariteitsbepalingen voor ondernemingspensioenfondsen vervalt weer.
  • Het beroepsrecht voor een minderheid van de deelnemersraad wanneer een fondsbestuur de wettelijke plicht tot evenwichtige belangenbehartiging onvoldoende inhoud geeft, vervalt.
  • Door een nieuwe slotbepaling wordt de feitelijke inwerkingtreding van de voorgestelde wet met bijna twee jaar uitgesteld. 

Vooruitlopend op de evaluatie van de toepassing van de principes voor goed pensioenfondsbestuur voegde het amendement van deze drie fracties voorts alvast enkele bepalingen toe voor de bedrijfstakpensioenfondsen. Deze hadden met name betrekking op de integratie van de functies van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan en op de uitoefening van het interne toezicht door een raad van toezicht. Het amendement werd verworpen. Voor waren de fracties van PvdA, CDA, ChristenUnie en SGP.

In juni 2010 dienden de fracties van VVD en D66 een amendement in om de drempel voor het toekennen van het beroepsrecht voor een minderheid van de deelnemersraad te verhogen van 10% tot 30% van de leden van die raad. Dit om de kans te verkleinen dat lichtvaardig van het beroepsrecht gebruik gemaakt wordt. Het amendement werd met algemene stemmen aangenomen.

In juni 2010 hebben de initiatiefnemers nog een voorstel uit het amendement van de fracties van CDA, PvdA en ChristenUnie in een nota van wijziging overgenomen. De drie fracties hadden voorgesteld om te regelen dat de benoeming van de vertegenwoordigers van de gepensioneerden in het bestuur van een ondernemings- of bedrijfstakpensioenfonds plaats vindt na een verkiezing waarbij de gepensioneerden ook externe deskundigen van buiten hun eigen kring kandidaat mogen stellen. De nota van wijziging legt dit vast en trekt dit door naar de werknemers. 

Op 1 juli 2010 is het door de nota's van wijziging en het aangenomen amendement aangepaste initiatiefwetsvoorstel in zijn geheel in stemming gebracht. Het werd door de Tweede Kamer aanvaardt. Voor stemden de fracties van VVD, PVV, D66, GroenLinks, SGP en Partij voor de Dieren. Tegen waren de fracties van PvdA, CDA, SP en ChristenUnie. 

   

© http://nypels.nl, powered by Mambo, Designed by Carel Nypels and SiteGround