Initiatiefwetsvoorstel Print E-mail
maandag 12 augustus 2013
Artikel Index
Voorgeschiedenis
Oorspronkelijke inhoud
Behandeling Tweede Kamer
Behandeling Eerste Kamer
Inhoud initiatiefwet
Integratie in structuurvoorstel
Inhoud na integratie
Beoordeling

Inhoud initiatiefwet

Samenvatting van de belangrijkste bepalingen van de wet Koser Kaya / Blok nadat het wetsvoorstel is aangepast tijdens de behandeling in de Tweede Kamer door de nota’s van wijziging en de aanneming van een amendement (voor complete tekst zie Staatsblad 2012, 203 van 23 april 2012 [pdf]):

  • De gepensioneerden van zowel bedrijfstakpensioenfondsen als ondernemingspensioenfondsen krijgen, evenals de werknemers, een wettelijk afdwingbaar recht op vertegenwoordiging in de besturen van hun fondsen. De gepensioneerden en de werknemers zijn daarbij vertegenwoordigd evenredig aan hun aantallen binnen het fonds. Wanneer de betrokken partijen bij het fonds het daarover eens zijn, kan een ander verdelingscriterium gekozen worden (regelend recht). In samenhang met de wijziging van de pariteitsbepalingen (zie hieronder) wordt het daardoor ook mogelijk een zetelverdeling in een bestuur af te spreken tussen werkgevers, werknemers en gepensioneerden van 1/3, 1/3 en 1/3.
  • Het recht op vertegenwoordiging in het bestuur van hun fonds wordt voor de gepensioneerden gerealiseerd, hetzij doordat het fondsbestuur op eigen initiatief hiertoe een besluit neemt, hetzij doordat een meerderheid van de gepensioneerden zich daarvoor uitspreekt in een schriftelijke raadpleging met een respons van ten minste 10%. De uitslag van de raadpleging heeft geen gevolgen voor het al dan niet voortbestaan van de deelnemersraad bij het pensioenfonds. NB. In de nieuwe structuurwetgeving van de regering zullen de gepensioneerden automatisch, zonder raadpleging, in het bestuur komen. Het ligt daarom niet meer in de rede om hierover eerst nog op basis van de initiatiefwet een raadpleging is houden. Aannemelijk is dat de fondsbesturen, wanneer de gepensioneerden nog niet in het bestuur zijn vertegenwoordigd, gebruik zullen maken van hun bevoegdheid om daartoe op eigen initiatief te besluiten.
  • De benoeming van de vertegenwoordigers van de gepensioneerden in het bestuur van een ondernemings- of bedrijfstakpensioenfonds vindt plaats na een verkiezing waarbij de gepensioneerden ook externe deskundigen van buiten hun eigen kring kandidaat mogen stellen. Het wetsvoorstel opent tevens voor de werknemers van ondernemingspensioenfondsen de mogelijkheid om bij bestuursverkiezingen externe kandidaten te stellen. (Voor de werknemers van bedrijfstakpensioenfondsen bevat de Pensioenwet hiervoor momenteel geen belemmeringen.)
  • De pariteitsbepalingen voor de besturen van de bedrijfstakfondsen worden gelijkgetrokken met de pariteitsbepalingen uit de oude en nieuwe wetgeving voor de besturen van de ondernemingspensioenfondsen. Dit houdt in dat de vertegenwoordigers van de werknemers en van de gepensioneerden tezamen recht hebben op ten minste evenveel zetels als de vertegenwoordigers van de werkgevers (regelend recht). Hierdoor is het mogelijk dat de betrokken partijen in een pensioenfonds afspreken dat de nieuwe vertegenwoordigers van de gepensioneerden niet in de plaats van, maar naast die van de werknemers komen. Tevens kan hierdoor woorden afgesproken dat in het bestuur van een fonds het aantal vertegenwoordigers van de werkgever(s) wordt vastgesteld op minder dan de helft wanneer bij voorbeeld de risico’s van de werkgever(s) in de pensioenregeling belangrijk zijn beperkt.
  • Het streven naar meer diversiteit, bij voorbeeld ten aanzien van vrouwen en jongeren, krijgt voor de fondsbesturen een wettelijke grondslag. Daartoe wordt bepaald dat in de besturen van bedrijfstak- en ondernemingspensioenfondsen  de belanghebbenden op een evenwichtige wijze vertegenwoordigd dienen te zijn. Deze evenwichtige vertegenwoordiging van de belanghebbenden houdt onder meer in dat bij het streven naar meer diversiteit in de samenstelling van de fondsorganen de besturen betrokken moeten worden. Gezien het kleine aantal bestuurszetels van de meeste fondsen zal dit streven echter vooral gestalte kunnen te krijgen in de totaliteit van de fondsorganen tezamen. NB. Een eerste poging daartoe is inmiddels uitgewerkt in het Convenant Bevordering Diversiteit Pensioenfondsen van december 2010. Maar de Eerste Kamer heeft een motie aangenomen die in feite de convenantspartijen uitnodigt het convenant aan te scherpen ten aanzien van de positie van de jongere generaties. 
  • Bedrijfstak- en ondernemingspensioenfondsen worden verplicht om op verzoek van werknemers of een vereniging van werknemers mee te werken aan de verstrekking van informatie aan de werknemers van het fonds over het voornemen tot oprichting of over het bestaan van een vereniging van werknemers. Eenzelfde verplichting bestaat voor deze fondsen bij een verzoek van gepensioneerden of een vereniging van gepensioneerden mee te werken aan de verstrekking van informatie aan de gepensioneerden van het fonds over het voornemen tot oprichting of over het bestaan van een vereniging van gepensioneerden.
  • Een minderheid van 30% van de leden van de deelnemersraad krijgt een recht van beroep bij de ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam om te laten toetsen of door het bestuur de wettelijke verplichting tot evenwichtige belangenbehartiging voldoende inhoud is gegeven. Dit kan van betekenis zijn voor een minderheid zoals gepensioneerden, werknemers bij inkrimpende fondsen, jongeren of vrouwen. Kleine minderheden zullen dan om de vereiste 30% te halen enige steun moeten verkrijgen vanuit andere groepen. 

De initiatiefwet is op 1 juli 2013 in werking getreden en heeft wat de materiële inhoud betreft een directe werking. Er bestaan daardoor met betrekking tot de bestuurssamenstelling vanaf die datum direct afdwingbare rechten, zij het dat daarbij uiteraard wat de realisering betreft redelijke termijnen in acht genomen moeten worden. Wat redelijk is, bepaalt de rechter. Ook de verplichting voor de pensioenfondsen om mee te werken aan de verstrekking van informatie aan alle gepensioneerden over de bestaande belangenverenigingen, gaat direct in. De door de initiatiefwet gewijzigde artikelen van de Pensioenwet blijven gelden tot 1 juli 2014, de datum waarop de overeenkomstige bepalingen van de nieuwe Wet versterking bestuur pensioenfondsen in werking treden. Een uitzondering geldt voor het beroepsrecht van een minderheid van de deelnemersraad. Dit onderdeel van de initiatiefwet heeft het kabinet reeds per 7 augustus 2013 ingetrokken. Omdat de criteria voor de samenstelling van de besturen uit de initiatiefwet grotendeels gelijk zijn aan die voor de samenstelling van de paritaire besturen en de belanghebbendenorganen uit de nieuwe structuurwet, zullen er in de meeste pensioenfondsen geen overgangsproblemen hoeven te ontstaan.



   

© http://nypels.nl, powered by Mambo, Designed by Carel Nypels and SiteGround