Het gevecht van de gepensioneerden om gelijke rechten als de werknemers op deelname aan het bestuur van hun pensioenfondsen duurde meer dan 45 jaar. Het is te beschouwen als een onderdeel van de emancipatie van de ouderen in onze samenleving. Het gevecht van de gepensioneerden startte in 1968. Het was een ongelijke strijd tegen de machtige sociale partners, werknemers en werkgevers, die weigerden macht en invloed met hun te delen. Zeker in het begin waren de gepensioneerden geen machtsfactor van betekenis, onder meer omdat zij, anders dan de werknemers, geen stakingswapen konden hanteren. Ook politiek legden zij oorspronkelijk geen gewicht in de schaal. Uiteindelijk zorgde de initiatiefwet Koser Kaya / Blok in 2013 voor een principiële doorbraak.
Uit ergernis over het langdurig uitblijven van de toekenning van gelijke rechten voor gepensioneerden op deelname in de pensioenfondsbesturen ben ik op 1 oktober 2006 de website “Documentatie medezeggenschap gepensioneerden” begonnen. Hiermee heb ik aandacht gevestigd op dit voortdurende onrecht. De website beschreef de gang van zaken op dit gebied en de stellingname hierover van de belangrijkste spelers in het veld. De tekst van deze site is afgesloten op 12 augustus 2013 nadat de initiatiefwet Koser Kaya / Blok die de gewenste gelijke medezeggenschapsrechten voor gepensioneerden ten principale regelde, in werking was getreden. Hiermee was het doel van de website in feite grotendeels bereikt.
Om te voorkomen dat het geschiedkundig overzicht van het langdurige gevecht van de gepensioneerden om hun medezeggenschapsrechten verloren zal gaan, wordt de inhoud van de site, zoals die was gegroeid bij de afsluiting, binnenkort gearchiveerd. Om diezelfde reden is de inhoud van de site in november 2015 ook reeds in boekvorm gepubliceerd. De titel van het boek luidt “De macht gedeeld, kroniek van 45 jaar emancipatiestrijd van gepensioneerden” (ISBN/EAN: 978 - 90 - 824572 - 0 - 9). Het boek kan besteld worden via een mail aan het adres
“Je bent soms wat ongedurig en drammerig”, zei iemand laatst tegen me. Ik vond het niet leuk om te horen.
Het gebeurde in 1968. Als kersvers Kamerlid voor D66 ontving ik een verzoek van de samenwerkende organisaties van gepensioneerden in de overheidssector (SPO) om een eigen vertegenwoordiging te verkrijgen in het toporgaan van het pensioenfonds ABP. Zij vonden dit redelijk omdat de gepensioneerden het meest betrokken zijn bij een goede functionering van het fonds. Evident, dacht ik. Een makkie! Dat heb ik geweten. Geen makkie dus. Ik gooide er twee series Kamervragen, enkele amendementen en een motie tegenaan. Zonder resultaat. In 1985 verscheen een rapport van de Nederlandse Federatie voor Bejaardenbeleid. Dit rapport bevatte een krachtig pleidooi voor de toekenning van een zelfstandig wettelijk recht voor de gepensioneerden op vertegenwoordiging in de besturen van hun pensioenfondsen. Alle ouderenorganisaties in ons land ondersteunden dit pleidooi. Kom, dacht ik, nu zal de redelijkheid hiervan wel tot de politiek zijn doorgedrongen. Kamervragen. Weer geen resultaat. Dan maar een initiatiefwet. De meerderheid van de Tweede Kamer vond invloed van gepensioneerden in pensioenfondsbesturen echter te dol; maar gepensioneerden zouden wel samen met de werknemers mee mogen doen in adviserende deelnemersraden. Mijn initiatiefwet is toen aangevuld met een onderdeel over zulke raden. Dat werd door de beide Kamers aangenomen en trad in 1990 in werking. Op zichzelf wel een stap vooruit want de deelnemersraden hebben zich in vele gevallen ontwikkeld tot goede vertegenwoordigers van de pensioenverzekerden. Het belangrijkste doel, het recht voor de gepensioneerden op medebestuur van hun fondsen, werd evenwel nog niet bereikt. De Tweede Kamer schrapte dat uit het voorstel.
Om het doel dichterbij te brengen heb ik na mijn Kamerperiode in een open projectgroep tezamen met vier collega’s uit de ouderenorganisaties gewerkt aan een voorontwerp van wet. Dit voorontwerp kwam in 2002 gereed. Het werd de basis voor een tweede initiatiefwetsvoorstel van D66, dat in hetzelfde jaar is ingediend toen de onderhandelingen tussen de Stichting van de Arbeid en de ouderenorganisaties (CSO) over een tweede medezeggenschapsconvenant stagneerden. In 2003 ontstond dat convenant toch nog onverwachts. De beide medezeggenschapsconvenanten brachten in een deel van de ondernemingspensioenfondsen het recht voor de gepensioneerden op medebestuur een stap dichterbij. Maar dat gold bijvoorbeeld niet voor bedrijfstakfondsen waarbij 80% van de gepensioneerden is aangesloten. Omdat bleek dat het tweede convenant onvoldoende werd nageleefd is de strekking hiervan opgenomen in de nieuwe Pensioenwet. Hierdoor krijgen de gepensioneerden in de bedrijfstakfondsen evenwel nog steeds geen rechten op medebestuur; daarvoor blijft het tweede initiatiefwetsvoorstel noodzakelijk. Een Kamermeerderheid is echter niet bereid dat voorstel te behandelen tijdens de looptijd van het convenant (tot eind 2007). Wachten dus tot na de afloop van het convenant. Er is één troost. Prof. Lutjens noemt het verzet van de sociale partners tegen het initiatiefwetsvoorstel een achterhoedegevecht.
Hoezo ongedurig en drammerig, na 38 jaar? Mag ik even? Evenals voor een groeiende groep gepensioneerden is voor mij de maat nu vol. Zijn wij als gepensioneerden een minder soort mensen?
Vandaar deze website, om het allemaal een beetje zichtbaar te maken.
Vandaag, 1 juli 2013, treedt de initiatiefwet van de oud-leden van de Tweede Kamer Koser Kaya (D66) en Blok (VVD) over de medezeggenschap van gepensioneerden in pensioenfondsbesturen in werking. De initiatiefwet heeft vooral betekenis voor de gepensioneerden van de bedrijfstakpensioenfondsen, waarbij 80% van hen is aangesloten. Deze gepensioneerden krijgen nu een wettelijk recht op vertegenwoordiging in de besturen van hun fondsen. (De gepensioneerden van ondernemingspensioenfondsen hadden al, zij het geclausuleerd, een dergelijk recht.) De inwerkingtreding vormt de bekroning van een langdurig gevecht om de gepensioneerden binnen de pensioenfondsen gelijke rechten op medezeggenschap toe te kennen als de werknemers. Dat gevecht begon al ruim 45 jaar geleden. Toen zijn hierover op 21 maart 1968 in de Tweede Kamer schriftelijke vragen gesteld met betrekking tot het pensioenfonds ABP. Een beknopt overzicht van dit langdurige gevecht is gegeven op de eerste pagina van hoofdstuk Initiatiefwetsvoorstel van deze website.
Ten aanzien van de materiële inhoud heeft de initiatiefwet een directe werking. Dat betekent dat er met betrekking tot de samenstelling van de besturen vanaf 1 juli 2013 direct afdwingbare rechten bestaan, zij het dat daarbij uiteraard wat de realisering betreft redelijke termijnen in acht genomen moeten worden. Ook de verplichting voor de pensioenfondsen om mee te werken aan de verstrekking van informatie aan alle gepensioneerden over de bestaande belangenverenigingen, gaat direct in. Als de pensioenfondsen te traag zijn bij de invoering van de wet kunnen gepensioneerden naar de rechter gaan om invoering af te dwingen. Maar een gepensioneerde kan niet al op 2 juli naar de rechter gaan met de klacht dat hij of zij nog niet in het fondsbestuur is vertegenwoordigd. Hij of zij kan dat wel doen na een redelijke termijn. Wat een redelijke termijn is, bepaalt de rechter. Een samenvatting van de inhoud van de wet is eveneens opgenomen in hoofdstuk Initiatiefwetsvoorstel, op de pagina Inhoud initiatiefwet.
Het verdient aanbeveling dat de betrokken partijen (organisaties van werkgevers, werknemers en ouderen) landelijk of per pensioenfonds op korte termijn afspreken dat de fondsbesturen op eigen initiatief voortvarend procedures ontwerpen en uitvoeren voor de benoeming van vertegenwoordigers van de gepensioneerden in de besturen. (Hierdoor wordt een schriftelijke raadpleging van de gepensioneerden over bestuursdeelname overbodig, hetgeen tijd en geld bespaart.) Op die manier kan er ook voor gezorgd worden dat in zoveel mogelijk pensioenfondsen de gepensioneerden vertegenwoordigd zijn in de besturen die straks na de hervorming van de bestuursstructuur moeten gaan kiezen welk bestuursmodel voor hun fonds zal worden toegepast.
De inwerkingtreding van de initiatiefwet is het gevolg van de toezegging van het kabinet dat wanneer de parlementaire behandeling van het kabinetsvoorstel voor de algehele hervorming van de bestuursstructuur van pensioenfondsen op 1 juli 2013 nog niet zou zijn voltooid, de initiatiefwet alsnog eerst in werking treedt. Maar het valt te betreuren dat na de aanneming van het initiatiefwetsvoorstel door de Eerste Kamer in januari 2012 door de trage procedure van inwerkingtreding toch nog weer zoveel kostbare tijd verloren is gegaan. Gelukkig konden de fondsen zich in die periode wel mentaal voorbereiden op de invoering van de initiatiefwet.
Op 9 juli 2013 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel Versterking bestuur pensioenfondsen, het zgn. structuurvoorstel, aangenomen. In dit kabinetsvoorstel is de inhoud van initiatiefwet Koser Kaya / Blok grotendeels geïntegreerd (zie hoofdstuk Initiatiefwet, pagina Inhoud na integratie). De artikelen van de nieuwe structuurwet, die betrekking hebben op de fondsorganen, zullen op 1 juli 2014 in werking treden. Hieronder vallen ook de onderwerpen die in de initiatiefwet zijn geregeld. Door de initiatiefwet zijn inmiddels echter reeds ingaande op 1 juli 2013 een aantal artikelen van de Pensioenwet gewijzigd waardoor bij voorbeeld gepensioneerden rechten verkrijgen op vertegenwoordiging in de fondsbesturen. Deze artikelen van de Pensioenwet blijven gelden tot 1 juli 2014, de datum waarop de overeenkomstige bepalingen van de nieuwe Wet versterking bestuur pensioenfondsen in werking treden. De initiatiefwet heeft hierdoor in feite het karakter gekregen van voorloper op de structuurwet.